In 1999 bestond het bedrijf 150 jaar. Oorspronkelijk verkocht het naast veterinaire geneesmiddelen en instrumenten ook chemicaliën en verfproducten. Met zijn op 14 September 1849 verkregen getuigschrift startte Dirk Cornelis de Jonge zijn bedrijf. In 1908 neemt Jan Dirk Imelman de zaak over. Hij maakt er een voor die tijd bloeiend bedrijf van, dat voor de boeren en schippers uit de Ommelanden die "Stad" op de marktdagen aandoen, een begrip is. De zaken gaan goed. En in 1928 besluit hij het van vóór 1700 stammende pand in een burgerlijke variant van de heersende Nieuwe Zakelijkheid te herbouwen.
In 1937 is het de beurt aan de enige zoon Heiko Jan om de scepter over te nemen. Als hij bijna 80 jaar oud - nog èlke dag geopend, maar niet meer de héle dag - in 1981 overlijdt, is het de beurt aan zoon Hans om de traditie voort te zetten. Deze staat voor een moeilijke keuze. In een
veranderde wereld, waarin hygiëne -en productievoorschriften voor geneesmiddelen enorme investeringen eisen, loont zich voortzetting vanhet bedrijf niet meer. De receptuur is verouderd en de benodigde grondstoffen zijn voor drogisten niet meer vrij leverbaar.
Maar er is gelukkig een uitweg: een combinatie van museumdrogisterij en van zaalverhuur. De huidige "sfeerlocatie" ontstaat. De oude scheidingswand tussen winkel en magazijn verhuist voor de opstand waarin de porseleinen potten en flessen staan. Alleen de oude eiken glasvitrine
voor de specialités staat nog in de weg. Verder blijft alles bij het oude... de koele ocrieten vloer, geheimzinnige stoomapparaten, weegschalen en rinkelende, licht gebogen ruitjes in de deuren.
Het exterieur van mahoniehouten delen en zwarte natuurstenen beplating heeft de tand des tijds goed doorstaan. Tussen het verder in de stad nu zo overvloedig aanwezige metaal wint de gevel nog elke dag aan waarde. Van de vroeger aan het winkelfront bevestigde gapers en hertengeweien is er ooit één door een vrachtauto afgereden en één is er gestolen. Het zijn getuigen van een verleden waarin hertshoornolie en uitgestoken tongen onze gezondheid kennelijk nog bezworen. Ook de beide etalages, taps toelopende vitrines door houten schuifdeuren afgesloten, zijn ongemerkt uniek geworden.
De gaper en het gewei spreken als symbolen nog altijd tot onze verbeelding. Een enkele, zeldzame gaper siert nu nog de gevel van een drogist of apotheek in Nederland en Vlaanderen. De meeste van die Arabieren (en soms ook Narren of Romeinse soldaten) waren helaas door weersinvloeden in de loop der tijd zó verweerd, dat zij begin 19e-eeuw zijn weggegooid. Hetzelfde lot ondergingen talloze eenhoornkoppen, zaagvistanden, bekers-met-slang of griffioenen in een vuurmand.
Dat gapers bijna altijd Arabieren of donkere Noord-Afrikanen zijn is op twee manieren te verklaren. Ten eerste beheersten de inwoners van Turkije via de handelsroutevan Venetië naar Antwerpen eeuwenlang de kruidenhandel. Daarnaast genoten de Arabieren lange tijd grote faam als geneesheer. De beroemde "Canonum Medicinae"van de geneesheer Avicennavond al vanaf het jaar 1000 ingang. Het is aan de visie van de Haarlemse drogist van Os te danken dat het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen nu nog een collectie van 42 gapers kan tonen.
De eigenaar wil u een rondleiding geven. Het zelf vervaardigen van salmiak (zo noemen de Groningers zwart-op-wit), anekdotes en wetenswaardigheden, het is allemaal onderdeel ervan. Weet u bijv. wat "opeldeldoch" is en dat dit in de volksmond "opoe doet 't nog" heette?
Enig idee wat "hertshoornolie" is? Wanneer en hoe kregen paarden vroeger een gemberblokje toegediend? En wat zijn toch maar "bevruchtingsbougies" of "droespoeders"? Laat u verrassen!
(Uit brochure Open Monumentendag 2000; tekst en foto's René Axel Schlötz).