Op twee dagen drie keer optreden. Zes keer meer dan 100 man publiek, een veertig acteurs, een band in een partytent en profi geluid: dat allemaal op de binnenplaats van het MADA, met misschien de leukste achtergrond en tegelijk podium: het schip ALIDA.
Het bij Groningers bekende verhaal van Gronings Ontzet of Bommen Berend, Rabenhaupt en de strijd van de Groningers tegen de bisschop van Munster wordt prachtig verbeeld, gespeeld en gezongen. In een lekkere vaart volgen de scenes zich op. Het verhaal kantelt van een droge historie naar een ware liefdesgeschiedenis. Het eerste lied vat de internationale strijd puik samen in het refrein Merde, Bull Shit, Scheiße en ach die geschiedenis: Boeie, blablabla.
Twee commentaar leverende saters hebben hun cynische reacties steeds klaar en geven kleur aan de tekst. Gek hoor dat bakkersdochter Zwaantje en brouwerszoon Tammo de vijand eerst als beesten zien maar dat ze in het echt blijken mee te vallen. Er wordt goed gezongen, soms uit volle borst en soms zacht, gevoelig en harmonieus, met een steeds blauwer wordende lucht en de met vier vlaggen getooide A-kerk op de achtergrond. Twee vertellers, ook niet vies van wat improviseren, houden het publiek kordaat bij de les
Wordt de dreiging van de tegenstanders te groot dan volgt een sterk en dreigend gezongen: ‘Dan stampen we ze tot stamppot en hakken we ze tot moes.’ Dat Rabenhaupt dreigt het hele gebied onder water te laten lopen is niet mis, maar ‘die labbekak snijden we de strot door.’ En de burgers worden opgeroepen bij het leger te gaan: ‘Kom bij het leger als je niks om handen hebt en je van structuur houdt.’
Door het hele stuk wordt er lekker gescholden, je waant je bij FC Groningen: kloothommel, lafbek, bagger schijten, gluiperd, Groninger slet, gluiperd, lamlul, smerige mof, mous? gadverdamme! de slijmbal die op zijn bek geslagen moet worden.
En dan die fijne verliefdheid van de west-Vaalse koksmaat Heinz en bakkersdochter Zwaantje en de relativerende omschakeling van strijd naar de filosofische vraag ‘Wat is een vijand?’ En als er een ‘eind-goed-al-goed’ dreigt dan zijn er altijd nog de beide saters die vertwijfeld roepen: ‘Waarom altijd een happy end en waarom kan ’t niet een keer slecht aflopen?’ Al met al: liedjes leuk, weer okee, choreografie leuk; een tien!