Heel soms zie ik haar weer. Zij die ik ‘Arib’ noem. Voor de viskraam nu. Naast mij twee oudere heren (zeg nooit mannetjes). Vriendelijke koppen. Goldenretrieverlooks. Groene Mephisto gemakschoenen. Jarenzeventigbrillen. Bruine corduroybroeken met omgeslagen broekspijpeinden en vale gladde kont (zeg nooit bibs-)vlakken. Zegt de jongste van de twee: ‘Die verrekte fietsen ook. Je breekt je benen erover.’ Reageert de oudste glimlachend: ‘Ja, maar wat wil je dan? Het parkeerplekkie voor ons Escortje opgeven, dat wil je ook niet. Toch?’ Hun olijke blikken kruisen elkaar en er worden stukken Noorse skreifilet besteld.
We raken met elkaar in gesprek over het interessante parkeerbeleid in Groningen. Het gespreksonderwerp meandert van parkeren naar hofjes. Ik las iets over middeleeuwse hofjes en over gesloten huizen waar gekken werden tentoongesteld. Dolhuizen. Ook op kermissen kon je voor een munt menselijke rariteiten bekijken. Terwijl de visboer mooie moten uit de kabeljauwbak pakt begin ik over Agaath hof in Lutkenieuwstraat. Dan mengt ‘Arib’ zich in het gesprek. Spottend kijkt ze me aan. ‘Mooi gasthuishofje. Toch? Of dolhuishofje?’
‘Een one-gated-community voor halve zolen?’ vervolgt ze. ‘Maar dat is het Pomppleinhofje waar jij woont toch ook? Hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Een no-go voor toeristen.’ ‘Sja,’ mompel ik bedremmeld. ‘Arib’ gaat door. Onverschrokken. ‘Als de gemeente ballen heeft, grijpt ze in bij rigide afsluiting van open ruimtes in het centrum. Ssjjjjtt, stukken binnenstad gewoon afsluiten met onvriendelijke stalen hekwerken. Groene longen opeisen voor de happy few. Privé-parkeervakken aan de mooiste kades. Camera’s met gezichtsherkenning ontbreken er nog maar aan. Of worden daar ook lunatics van de gewonemensenwereld afgescheiden?’ gaat ze door met een lach van oor tot oor.
Haar ogen schitteren fel. Ik herken weer die heel bijzondere Riffijnse schoonheid. De twee Mephistomannen gaan er schielijk vandoor, afgeschrikt door vermeende vrouwelijke felheid. ‘Heb je gezien dat Appie de sigaretten eindelijk in de ban heeft gedaan?’ vervolgt ze. ‘Vijf Appies in de binnenstad, hè. Een schande. Toch?’ Die pretogen. Die schalkse lach. En weer komt het begin van de tattoo, die ik eerder sexy noemde, op haar arm tevoorschijn, een schorpioenstaart, zie ik nu.