Misschien dat de nare agressie tegen medewerkers van Dorothy’s bar aan de Pottebakkersrijge de aanleiding is. Misschien is het een breed gedeeld gevoel dat agressie tegen mensen van de LHBTQI+-gemeenschap gewoon niet kan. Ergens ontstaat het idee om iets te doen. Een vlag ophangen, met een megafoon op de weg gaan staan, flyers uitdelen, een lied zingen op de markt: allemaal leuk en aardig maar zeer kortstondig. De regenboogvlag moet het worden. Niet op een muur. Niet met spuitbussen, we willen geen incontinente reuen worden genoemd. Stoepkrijt moet het worden. Tegenwoordig is er ook stoepkrijt dat, aangelengd met water, met een oude plantenspuit aangebracht kan worden.
Een ‘krijtappgroep’ is snel gemaakt. Even wat rondkijken en gasten uitnodigen. Mensen uit de wijk en een paar familieleden uit de Oosterparkwijk. Natuurlijk komt de vraag voorbij of het mag. Of het blijvende schade oplevert. Of er risico’s zijn. Nee, nee en nee. Stoepkrijt is vergankelijk als geloof in heiligen. Het hecht als de belastingmoraal bij particulieren met een BV. En het is schadelijk als een NS-abonnement nemen. De meekrijtaanmelding is zo groot dat we afspreken een verkeersregelaar en een safety-officer aan te stellen. Ook de fotografie wordt uitbesteed. En de koffie- en tompouce-verstrekking achteraf. In drie dagen passeren 98 appjes.
Op King’s Day wordt van vijf tot half zes intensief gekrijt. De sfeer is vrolijk, op het uitgelatene af. Een passerende Litouwse gast doet graag mee. Nog ongehavende Vindicatmeisjes, schor, brak en broos, zingen ons lief toe. Rode gemeenteauto’s rijden behoedzaam over de vrijgebleven stoep. Boa’s knikken ons bemoedigend toe. Aspirant-agenten zouden ons graag meehelpen, ware het niet dat ze de marktmeters moeten inventariseren. Koen Schuilings secretaris maakt foto’s. De regenboogzebra krijgt vorm en als er krijt over is ontstaan de woorden ONE LOVE als vanzelf.