Onze zesde stamgast is Ynte de Groot (1954), Reitdiepskade 1. Opvallend detail: in ons allereerste telefoongesprek komt binnen een halve minuut Groningens topauteur Anjet Daanje voorbij. Niet gek dat ik Yntes boekenkast even bekijk. Geen boeken van ’t Hart, wel van Siebelink, Brouwers, Reve, Haddon.
De Groot is met pensioen, bij predikanten heet dat met emeritaat. Hij preekt nog wel als invaller. De Groot: “Ik ben opgegroeid in Noord-Holland en na het gym heb ik theologie in Groningen gestudeerd. Mijn voornaam is Fries, mijn moeder was een Friezin uit Sneek. De leegloop van kerken vind ik zeker niet leuk, ik zie een brede ontwikkeling van toenemende individualisering. Wat ledenaantallen aangaat gaat het gaat slecht met teamsporten, vakbonden, politieke partijen. Zelf heb ik nooit op het punt gestaan de kerk te verlaten. Ik ben niet zo van het bovenaardse, ik beschouw de kerk als een organisatie waar mensen leven met tradities en oude inspirerende teksten. Mijn functie daarin is het slaan van een brug tussen eeuwenoude bijbelwoorden en de mensen die nu in de kerk komen.”
“40 jaar geleden begon ik als hervormd predikant in Warffum. Daarna in Assen en uiteindelijk in Groningen, eerst in Paddepoel in multifunctioneel centrum De Trefkoel en later in De Fontein aan de Eikenlaan. In mijn tijd in Warffum kwam ik mijn latere man Douwe Anne Walsma tegen, hij was gemeenteambtenaar bij stadsvernieuwing en werd later projectontwikkelaar.”
“Vanaf midden jaren 90 woon ik hier, eerst met mijn partner en sinds zijn overlijden in 2018 alleen. Anders dan Warffum en Assen had de kerk in Groningen geen pastorie. Douwe Anne en ik werkten allebei aan huis. Wat ik leuk aan Groningen vind is het stadsleven van een provinciestad. De schaalgrootte is heel prettig. Als ik naar de markt ga kom ik altijd mensen tegen die ik (van gezicht) ken. Men groet elkaar zonder elkaar te kennen. Je bent niet ongezien en toch wat anoniem.”
“Ja, ik ben lid van de buurtvereniging, maar bij activiteiten kom ik eigenlijk niet, komt niet zo in mij op. Mijn man kwam er wel meer. Zo’n jonge stad vind ik echt leuk, maar eigenlijk vind ik het wel gek dat de stad en de universiteit geen goed huisvestingsbeleid voor studenten hebben. De stad eist bij nieuwbouwprojecten dat rekening wordt gehouden met voldoende parkeergelegenheid. Zo zouden een ook inpandige fietsenstallingen kunnen worden geëist. Zo’n vereiste zou dan ook gehandhaafd moeten worden. Probeer nu maar eens met een rollator door de stad te lopen. Wat ik goed vind is dat de tippelprostitutie goed is opgelost.”
“Hahaha, wat ik burgemeester Koen Schuiling zou willen influisteren? Zorg dat je een goed fietsenbeleid hebt: voldoende stewards én handhaven op het fatsoenlijk parkeren van fietsen. Te weinig menskracht daarvoor? Dat is helemaal een kwestie van prioriteiten stellen. Verder ben ik zeer tevreden als bewoner, ik woon hier graag.”