Ooit was er in onze goede stad een café met een voor- en een achteringang. Dit etablissement, het café vergunning per maat en per glas, zoals nu nog op de gevel staat, stond bekend als het kleinste café van Groningen, dus dat was handig: als er van voren te veel mensen in kwamen, konden de reeds gelaafden er van achteren altijd nog uit. Er waren echter meer voordelen, zoals doorgewinterde drinkers al snel opmerkten: als je vrouw aan de voorkant op wacht stond om je te betrappen, dan was er altijd nog een uitweg.
Dit café is gelegen aan de Rodeweg en dat ligt niet in de buurt. Waarom roep ik dit dan in uw herinnering? Dat heeft twee redenen. De eerste is dat de zoon van de uitbater, Hugo, later een van de leukere cafés in onze toch al zo leuke-café-rijke buurt, namelijk het Jazzcafé Alto, oprichtte. Het was daar eigenlijk altijd een gezellige boel, alle plaatselijke maar niet beroemde coryfeeën kon men daar aantreffen en op de vele avonden dat er gemusiceerd werd, en niet door de minsten, was het compleet propvol.
Altijd was de stemming goed, altijd stond Hugo, die een groot talent had voor het aantrekken van gezellige barjuffrouwen, te stralen of minstens vriendelijk welwillend te kijken. Altijd bleek het oubollige en wat wrakkige interieur eerder een bijdrage dan een hinderpaal voor het zich thuis voelen te zijn.
Er is er echter nog een verband. Het café Alto is ooit verworven door onze buurtgenoot Van Smeden en die wilde, zoals hij dat daarvoor al op menige plaats had gedaan, er iets moois van maken. Dat lukte. Na een lange verbouwing ontstond er een cocktail lounge die niets ontbeerde dan klanten.
Maar de reden dat ik Van Smeden opvoer is niet deze, maar zijn zeer gelukkige gedachte om het altijd wat smoezelige begin van de straat waar hij woont eens goed aan te pakken. En zo ontstonden De Sigaar, Miss Blanche, Bistro Blanche (De Pijp) en Douwe Egberts café. Het aardige is nu dat zowel De Sigaar als het Douwe Egberts- café een voor en een achteringang hebben. De voordelen daarvan beschreef ik u eerder.